Lectuur op zaterdag: de moordenaar van Google Search, dure concerttickets, maar…, voordelen buiten les geven en meer

De weekendbijlage bij deze blog:

Ten slotte: de grootste beverdam ooit:

“Dit is een tiener”, mooie visualisatie van een langlopende studie naar de evolutie van tieners naar volwassenheid

Honderdende tieners werden gevolgd sinds 1997 in de VS. 21 keer werden de ze voorbije decennia geïnterviewd; Dergelijk onderzoek levert enorm veel informatie op.

Je kan de interactieve visualisatie hier bekijken en uitproberen, de video vat het samen.

Wat gebeurt er als jongeren ‘gevaarlijke’ jongerenboeken lezen?

In de Verenigde Staten is er al een hele tijd een debat bezig over het al dan niet bannen van bepaalde boeken uit scholen. Sommige vrezen de negatieve invloed van boeken met bijvoorbeeld seksuele passages, thema’s rond LGBTQ+, enz. op de geesten van jongeren.

Maar wat zijn de gevolgen als jongeren vrije toegang hebben tot alle boeken? In een stuk op The Conversation gaat Gay Ivy in op de onderzoeken die ze hier samen met collega’s rond deed. En de resultaten blijken positief voor vrije toegang.

Ze merkten dat jongeren die vrije toegang hadden tot jongerenboeken die sommigen als verstorend zouden omschrijven:

  1. Meer empathisch werden,
  2. Betere relaties kregen,
  3. Meer bedachtzaam werden,
  4. gelukkiger werden,
  5. ze geholpen werden met moeilijke situaties, ze hielpen omgaan bij depressieve gevoelens,
  6. en betere lezers werden.

Voor de onderbouwing van dit alles, check het opiniestuk met linken naar de onderzoeken.

Hoe zou het nog gaan met de Metaverse?

Op 28 oktober 2021 herdoopte Mark Zuckerberg zijn bedrijf tot Meta. Zo overtuigd was de man dat zijn ‘Metaverse’, de toekomst was; We zijn nu enkele jaren verder, maar is die toekomst uitgekomen?

Wel, de belofte van een virtuele wereld waarin we samen zouden kunnen vergaderen en werken, is niet echt uitgekomen tot nu toe. Business Inside verklaarde het mei vorig jaar gewoon dood:

The Metaverse, the once-buzzy technology that promised to allow users to hang out awkwardly in a disorientating video-game-like world, has died after being abandoned by the business world. It was three years old.

Maar… niet volgens Meta. De Reality Labs-divisie van het bedrijf, de virtual reality-bedrijfs- en onderzoeksdivisie, boekte woensdag een verlies van $3,8 miljard gedurende de eerste drie maanden van dit jaar. Lees die zin opnieuw en denk er het uwe van. Maar het is nog niet voorbij voor de Metaverse. Terwijl de verliezen van Reality Labs weliswaar enorm zijn, meldt Quartz dat deze aanzienlijk geslonken zijn  ten opzichte van het afgelopen kwartaal (17%) en iets ten opzichte van het voorgaande jaar (3,7%).

“Het was een goed begin van het jaar”, aldus Zuckerberg woensdag in de kwartaalcijfers van het bedrijf. “We blijven ook gestage vooruitgang boeken bij het bouwen van de metaverse.” (bron) Zuckerberg is niet de enige die nog toekomst ziet in het project, ook al lijkt de naam wat verbrand, en het zou volgens TechTarget eerder gaan over een gestage evolutie van virtual reality en een immersief internet. Iets wat ze met dit geschiedenisoverzicht duidelijk maken:

Een ding lijkt me zeker: er zijn nog mensen met diepe zakken die er in geloven, maar het zal echt af te wachten zijn of ooit de stap zal gezet worden waarbij virtuele werelden uit de game-sector evolueren naar brede toepassingen.

Hoe kun je je als leraar ethisch en pedagogisch tot ‘edtech’ verhouden? (Remco Pijpers)

Deze gastblog verscheen eerder op de Linkedin-pagine van Remco Pijpers.

De Canadese wetenschappers Cathy Adams & Sean Groten hebben een TechnoEthical Framework for Teachers ontwikkeld. Ik heb er een kleine draai aan gegeven.

♎ Het TEFT Framework helpt leraren bij de selectie en inzet van technologie. Het bevat drie technisch-ethische lenzen waarmee de leraar een toepassing ethisch en pedagogisch kan beoordelen.
👉 https://lnkd.in/eMdT8DbZ

𝐃𝐫𝐢𝐞 𝐥𝐞𝐧𝐳𝐞𝐧

𝟏. 𝐃𝐞 𝐢𝐧𝐬𝐭𝐫𝐮𝐦𝐞𝐧𝐭𝐞𝐥𝐞 𝐥𝐞𝐧𝐬, het meest bekend bij leraren, richt zich op het beleid en de wetten die het gebruik van onderwijstechnologie reguleren.

𝟐. 𝐇𝐞𝐭 𝐬𝐨𝐜𝐢𝐨𝐦𝐚𝐭𝐞𝐫𝐢𝐞̈𝐥𝐞 𝐩𝐞𝐫𝐬𝐩𝐞𝐜𝐭𝐢𝐞𝐟 houdt rekening met de ingebouwde vooroordelen van technologie en hoe ze gedrag beïnvloedt.

𝟑. 𝐃𝐞 𝐞𝐱𝐢𝐬𝐭𝐞𝐧𝐭𝐢𝐞̈𝐥𝐞 𝐥𝐞𝐧𝐬 beschouwt de invloed van technologie op hoe leraren en leerlingen de wereld 𝑒𝑟𝑣𝑎𝑟𝑒𝑛. Hoe veranderen hun manieren van weten, doen en zijn in de wereld?

Volgens Adams en Groten dient geen enkele lens worden te overgeslagen bij het beschouwen van de (mogelijke) ethische impact. Bij de eerste 2 lenzen hoeft er geen vuiltje aan de lucht te zijn, om bij het scherpstellen van de 3e (existentiële) lens toch te besluiten een technologie geen plek te geven, of strengere eisen te stellen.

𝐈𝐧𝐳𝐞𝐭, 𝐫𝐞𝐠𝐢𝐞 𝐞𝐧 𝐯𝐨𝐫𝐦𝐢𝐧𝐠
Met hulp van mijn collega Lotte Dondorp heb ik aan dit model een kleine draai gegeven:
* Drie perspectieven met vragen die je helpen een oordeel te vellen over een edtech-toepassing – wel of niet inzetten?
* Of gebruik de vragen bij een toepassing waarmee je al werkt. Gaan jullie er (op een andere manier) mee door?

🔎 𝐃𝐞 𝐞𝐭𝐡𝐢𝐬𝐜𝐡𝐞 𝐞𝐝𝐭𝐞𝐜𝐡𝐥𝐨𝐞𝐩 – leg onderwijstechnologie onder een vergrootglas

🖐️ 𝐈𝐧𝐳𝐞𝐭 – 𝐰𝐚𝐭 𝐥𝐞𝐯𝐞𝐫𝐭 𝐝𝐞 𝐭𝐞𝐜𝐡𝐧𝐨𝐥𝐨𝐠𝐢𝐞 𝐨𝐩? (instrumenteel)
* Welk doel willen we bereiken met deze toepassing?
* Is dit de beste manier of zijn er andere manieren om dit doel te bereiken?
* Kan dat binnen bestaande wettelijke kaders? (zoals: AVG, AI Act, kinderrechten)

🥸 𝐑𝐞𝐠𝐢𝐞 – 𝐰𝐢𝐞 𝐢𝐬 𝐝𝐞 𝐛𝐚𝐚𝐬? (socio-materieel)
* Wat gebeurt er onder de motorkap van deze technologie?
* Welke ‘scripts’ zitten er in de technologie? Welke belangen dienen ze?
* Wat haalt deze technologie naar voren en wat raakt naar de achtergrond? Is dat wenselijk?

❤️ 𝐕𝐨𝐫𝐦𝐢𝐧𝐠 – 𝐡𝐨𝐞 𝐯𝐨𝐫𝐦𝐭 𝐭𝐞𝐜𝐡𝐧𝐨𝐥𝐨𝐠𝐢𝐞 𝐨𝐧𝐬 𝐚𝐥𝐬 𝐦𝐞𝐧𝐬? (existentieel)
* Hoe beïnvloedt deze technologie onze manier van in de wereld zijn? (denk aan: onze manier van denken, waarnemen, handelen, onze relatie met anderen en de relatie met onszelf)
* Wat maakt deze technologie mogelijk in ons menselijk bestaan en wat dreigt te verdwijnen? Vinden we dat wenselijk?

Of in het kort:

Nieuw APA-rapport over de gevaren van sociale media voor jongeren, welke features zijn gevaarlijk?

Sociale media kunnen voordelen hebben – u leest dit dankzij sociale media – maar ook nadelen. Onderzoek is hier vaak genuanceerd over, maar de Amerikaanse vereniging voor psychologen (APA) heeft net een nieuw rapport gepubliceerd waarin ze iets dieper duiken. Ze kijken namelijk welke inhouden en elementen binnen sociale media negatieve effecten kunnen hebben.

Bijvoorbeeld, omdat kinderen en jongeren vaak moeite hebben met impulscontrole, leveren deze kenmerken vaak problemen op:

  • Infinite scroll is particularly risky for youth since their ability to monitor and stop engagement on social media is more limited than among adults. This contributes to youths’ difficulty disengaging from social media and may contribute to high rates of youth reporting symptoms of clinical dependency on social media.
  • The lack of time limits on social media use similarly is challenging for youth, particularly during the school day or at times when they should be doing homework.
  • Push notifications capitalize on youths’ sensitivity to distraction. Task-shifting is a higher order cognitive ability not fully developed until early adulthood andmay interfere with youths’ focus during class time and when they should be doing homework.

Ook het hypergevoelig zijn voor sociale feedback heeft een invloed, bijvoorbeeld door:

  • AI-recommended content has the potential to be especially influential and hard to resist within this age range.v It is critical that AI-recommended content be designed to prioritize youth safety and welfare over engagement. This suggests potentially restricting the use of personalized recommendations using youth data, design features that may prioritize content evoking extreme emotions, or content that may depict illegal or harmful behavior.
  • Likes and follower counts activate neural regions that trigger repetitive behavior, and thus may exert greater influence on youths’ attitudes and behavior than among adults.vi Youth are especially sensitive to both positive social feedback and rejection from others. Using these metrics to maintain platform engagement capitalizes on youths’ vulnerabilities and likely leads
    to problematic use.
  • The use of youth data for tailored ad content similarly is influential for youth who are biologically predisposed toward peer influence at this stage and sensitive to personalized content.

Verder vernoemen de schrijvers van het rapport ook nog onder andere slaaptekort, het ontmoeten van mensen met kwade bedoelingen,…

Eerlijk gezegd leer je relatief weinig nieuws uit het rapport als je de wetenschap op dit vlak wat volgt. Maar tegelijk is het een belangrijk statement in een debat dat al een tijdje gevoerd wordt in de VS en die terug de plaats van Meta en co verder onder druk kan zetten.

Dit laat ik al een tijdje op verschillende plaatsen vallen: het belang van de-implementeren

De laatste paar maanden heb ik op verschillende plaatsen het concept van de-implementeren laten vallen. Recent bijvoorbeeld op de Vlaamse-Nederlandse onderwijstop. Ik haalde het concept bij Hamilton, Hattie en Wiliam, al is het idee ook al veel ouder en komt het net als evidence-based en evidence-informed uit de gezondheidszorg. Kris van den Branden raakte recent ook geïnteresseerd toen ik er over sprak in een vergadering en schreef er nu deze blogpost over.

Er is een deeltje in de promo-tekst van het boek van Hamilton en beroemde collega’s, die me enorm aansprak: “It’s time to get our lives back—without harming student learning”.

Ik herken veel van het denken van Dylan Wiliam in het boek en concept, zeker omdat hij het eerder al had over het belang van “opportunity cost” in onderwijs:

Opportunity cost is de kosten die een persoon of organisatie betaalt voor het maken van een bepaalde keuze in plaats van een andere keuze. Het is de kosten van het verlies van mogelijkheden die je hebt gehad als gevolg van het maken van de keuze.

In onderwijs moeten we steeds keuzes maken. Je kan elke euro maar 1 keer uitgeven, elke minuut die weg is, komt niet meer terug. Hoe kunnen we goede afwegingen maken zodat de tijd die we met onderwijs bezig zijn er toe doet. En dit betekent dus soms bepaalde zaken niet meer doen.

Begrijp me niet verkeerd, er toe doen wil niet zeggen dat we enkel nog maar hyper-efficiënte leeractiviteiten moeten doen, onderwijs is meer dan dat. Maar het idee van minder zinvolle en effectieve aanpakken te laten verdwijnen en zo tijd en ruimte te maken voor onszelf als lesgever, ondersteuner, directeur,… of om gewoon echt zinvol met je leerlingen of studenten bezig te kunnen zijn op een manier die hen zaken leert, hen aanzet tot denken, hen mee vormt.

Kris verwijst in zijn blog naar onze mytheboeken om keuzes te maken waar je bijvoorbeeld tijd mee kan winnen. Dat is fijn, en wie ben ik om dit tegen te spreken :).

Belangrijke elementen zijn dat het niet enkel hoeft te gaan over het stopzetten van wat je doet (remove), je kan het ook verminderen (reduce), aanpassen (re-engineer) of vervangen (replace). We weten dat iets nieuws invoeren behoorlijk pittig kan zijn, maar met iets stoppen kan ook een uitdaging zijn (denk maar aan stoppen met roken of dichter bij huis met snoep 😉 ). Hamilton en co zien verschillende redenen waarom dit zo moeilijk is:

  • Ons brein is ontworpen om steeds meer er bij te nemen
  • We hebben nu eenmaal geen delete-knop in ons hoofd, iets ‘on’leren is moeilijk
  • Iets stopzetten zorgt vaak net voor weer wat je net niet wil: tijdelijk meer werk
  • en ten slotte de wet van Parkinson die stelt “dat het werk van een taak uitdijt naar de tijd die beschikbaar is om een taak te realiseren” (bron), iets dat je wellicht kent van vergaderingen die meestal minstens de tijd duren die je ervoor voorzag.

Zelf vind ik het al een mooi startpunt als we telkens als we iets nieuws willen invoeren in onderwijs, ons afvragen waar we de tijd gaan halen. En er niet direct van uitgaan dat het er wel bij kan. Zo zijn de basisvaardigheden wellicht ook deels in de verdrukking geraakt. En stel dat we dit principe hanteren op elk niveau, klas, school en beleid…

Heb je tijd over, kun je hier een video bekijken over het boek:

Hoe je soms veel kan leren over het lerarenberoep in onverwachte tv-programma’s #hartverwarmend

Twee keer de voorbije week zag ik iets heel herkenbaars passeren op televisie dat wellicht niet-onderwijsmensen niet zullen opgemerkt hebben, maar die veel vertellen over het lerarenberoep.

In de eerste Blind Gekocht van dit seizoen gaat Kinga op zoek naar een huis voor Mevin en Pieter. Beide werken in het kleuteronderwijs en hebben dus… een groot huis nodig voor al het materiaal dat ze kopen voor hun lessen. Ze hebben elk ondertussen materiaal voor wel 40 thema’s verzameld, het meeste dubbel omdat de sint op hetzelfde moment komt natuurlijk. Al dit materiaal staat verspreid over hun eigen huis en het huis van de ouders. Jani Kazaltzis vroeg verbaasd of ze dit allemaal zelf betaalden. Ja, dus. En ondertussen hebben deze twee jonge mensen met moeite geld om een huis te kopen om alles te stockeren.

Het tweede verhaal passeerde zondagavond in First Dates op Eén. Daar vertelde een jongen het trieste verhaal hoe hij op jonge leeftijd op internaat gezet werd door zijn ouders die niet heel veel van hem wilden weten. Wat voor hem absoluut niet fijn was, omdat hij op school én op internaat gepest werd door zijn medeleerlingen. En dan opeens vertelde hij hoe een lerares altijd voor hem opkwam en zelfs elk jaar zijn verjaardagsfeest organiseerde bij haar thuis.

In het onderwijs werken veel mooie mensen…

Wat kan je doen geloven dat jij je klas aankan? (Jeroen Janssen)

Deze blogpost verscheen eerder op de blog van onze vakgroep aan de universiteit van Utrecht.

Klassenmanagement is een belangrijke vaardigheid voor leerkrachten. Een recente meta-analyse biedt waardevolle inzichten in de factoren die de self-efficacy (of het geloof in eigen kunnen om het verschil te maken) van leerkrachten op het gebied van klassenmanagement beïnvloeden. Deze meta-analyse, die 87 empirische onderzoeksartikelen analyseerde, identificeert de belangrijkste voorspellers van self-efficacy in klassenmanagement en hun effectgrootte. Uit de meta-analyse bleek dat factoren op leerkrachtniveau, zoals werkervaring, werktevredenheid en betrokkenheid van de leerkracht een positieve correlatie hebben met self-efficacy in klassenmanagment. Factoren op klasniveau, zoals klassenklimaat en managementpraktijken, hangen ook positief samen met self-efficacy in klassenmanagement. Interessant genoeg bleken factoren op schoolniveau, zoals leiderschap van de directeur en schoolcultuur, in mindere mate samen te hangen met self-efficacy in klassenmanagement. Deze bevindingen onderstrepen het belang van een ondersteunende schoolomgeving en een positief klassenklimaat om het vertrouwen van leerkrachten in het effectief managen van hun klas te versterken.
Het abstract
This meta-analysis examined literature from the last two decades to identify factors that correlate with teachers’ classroom management self-efficacy (CMSE) and to estimate the effect size of these relationships. Online and reference list searches from international and Chinese databases yielded 1085 unique results. However, with a focus on empirical research the final sample consisted of 87 studies and 22 correlates. The findings cluster the correlates of CMSE into three categories: teacher-level factors (working experience, constructivist beliefs, teacher stress, job satisfaction, teacher commitment, teacher personality, and teacher burnout), classroom-level factors (classroom climate, classroom management, students’ misbehaviour, students’ achievement, classroom interaction, and student-teacher relationship), and school-level factors (principal leadership and school culture). The results of this meta-analysis show small to large correlations between these 15 factors with CMSE. How these factors are associated with teachers’ CMSE and recommendations for future CMSE research are discussed.